De mond- kaak- en aangezichtschirurg zal aan de hand van een klinisch onderzoek en röntgenfoto’s bepalen of de plaats waar een implantaat gewenst is ook daadwerkelijk geschikt is. Succesvol implantaten plaatsen kan alleen als er voldoende bot aanwezig is op de juiste plek. Dit betekent dat de kaakwal voldoende breed moet zijn en dat er ook voldoende bothoogte aanwezig moet zijn.
Ontstekingen, een ongeval, het trekken van tanden/kiezen of het langzaam slinken van de kaakwal kunnen tot botverlies leiden. Als er onvoldoende bot aanwezig is, zal het nodig zijn om eerst de kaakwal op te bouwen met lichaameigen bot of met kunstbot. Hierdoor wordt de kaakwal verhoogd of verbreed en kan dan in tweede instantie een implantaat geplaatst worden. In specifieke situaties kan de botopbouw gelijktijdig met het plaatsen van de implantaten worden uitgevoerd.
Als kleine hoeveelheden bot nodig zijn, dan kan het benodigde bot ergens uit de mondholte (bv. ter plaatse van de wijsheidstanden of de kin) worden getransplanteerd. Bij grotere kaakdefecten is het nodig om grotere hoeveelheden bot te transplanteren vanuit de heup (bekkenkam) of vanuit de schedel.